WAAROM BELT GE DAN?!

Zondagavond. Volledig afgemat kruipen we vroeg onder de wol. De jongste heeft ons afgelopen nachten geamuseerd met non-stop entertainment. “Papa, kan niet slapen.” was een aankondiging voor een urenlange energie-uitbarsting die het equivalent leek te zijn van een net gevulde frisdrankautomaat.

Tot plots: rumoer op straat. Op een plattelandsplek als deze halverwege de herfst, hoogst ongewoon. Er is geen café in de buurt, geen voetbalstadion en ook al is het weer misschien nog barbecuewaardig; de vroeg invallende duisternis is dat minder. Ik hoorde een kind roepen, dus ging ik toch maar even luisteren.

Terecht, zo bleek.

Een beschonken vrouw waggelde luidkeels schreeuwend over het fietspad met een kind jonger dan 10 jaar. Ze was niet in het ijle aan het tieren, maar tegen een fors optrekkende/remmende BMW met daarin wellicht haar partner en nog een ander kind. Een hoog oplopende partnerruzie met minstens één van de partijen onder invloed en twee jonge kinderen bij betrokken. Ik trok wat kleren aan en stormde naar beneden om het van dichterbij te bekijken. Er flitste van alles door mijn hoofd, maar me mengen met het risico mama Jupiler en papa racemachine tegen me te krijgen, was niet meteen een optie.

Dan stapte het andere kind uit de wagen en probeerde zijn broer te overtuigen met hem mee te gaan. Het broertje wilde echter zijn mama zo niet achterlaten en weigerde, waarop hij door de moeder verder de nacht in werd gesleurd. Toen dacht ik: ik doe het. Ik bel voor het eerst in mijn leven de hulpdiensten.

Per vergissing belde ik 112, daar vroeg men mijn gegevens en werd ik doorgeschakeld naar 101. Het gesprek dat zich toen ontspon, bezorgt me nog steeds rillingen. Ik dacht dat mensen op een noodcentrale zo snel mogelijk de essentiële informatie (wie, wat, waar, wanneer, hoe, …) uit de oproeper – die doorgaans of in paniek of in shock is- diende te halen. De man die ik aan de lijn kreeg, buisde hierop gran-di-oos.

(O=oproeper, C: centrale)
O: “Euh, ja, hallo … er loopt hier een dronken vrouw met een kind jonger dan 10 jaar ruzie te …”
C: “Mag ik eerste ne keer uwen naam alstublieft?”
O: “Ah, ik dacht dat u deze al …”
C: “UWE NAAM EN ADRES”
O: ” (geef informatie)
C: “En voor wat belt ge?”
O: “Een familieruzie op straat met twee jonge…”
C: “Gebeurt dat bij u thuis?”
O: “Neen, op straat.”
C: “Gebeurt dat voor u huis?”
O: “Neen, ze trekken door straat.”
C: “En ge waart daar in betrokken?”
O: “Ik? Neen.”
C: “Waarom belt ge dan?”
O: “Omdat ik in bed lag, geruzie hoor op straat en zie dat er een dronken vrouw, ne zot in nen otto en twee kleine kinderen bij betrokken zijn.”
C: “Ge hebt dat gezien vanuit uw woning?”
O: “Ja.”
C: “Waar zijt ge nu?”
O: “Op de oprit.”
C: “Zijt ge tussen gekomen?”
O: “Euh … neen.”
C: “WAAROM NIET? WAAROM BELT GE INEENS NAAR HIER?”
O: “Omdat ik geen zin heb kletsen te krijgen en een dergelijke situatie met twee jonge kinderen me wel acuut leek.”
C: “Waar zijt ge nu?”
O: “Op mijn oprit.”
C: “Waar zijn die mensen?”
O: “Intussen 100m voorbij mijn huis, maar de papa is net met gierende banden weggereden.”
C: “Dus ’t is opgelost?! Waarom belt ge dan?”
O: “Opgelost? Als u een dronken vrouw met een kind jonger dan tien om 22u00 die nu richting de velden gaat een normale zaak vindt, wel ja.”
C: “Ze wandelen dus weg? Welke richting?”
O: “Richting Eeklo, die en die straat.”
C: “Hebt ge de nummerplaat van die auto?”
O: “Die is intussen weg dus d…”
C: “Hebt ge die nummerplaat gezien of niet?!”
O: “Neen.”
C: “Patrouille is verwittigd.” (haakt in)

Hier is zo veel fout mee. Ik had het gevoel dat 90% van de vragen over mij gingen en niet over de situatie. Ik vreesde oprecht dat de patrouille nog bij mij ging stoppen en verhaal ging halen voor mijn onnodige oproep. Ik belde vrij rustig in, maar bleef volledig opgedraaid achter op mijn oprit met de telefoon in mijn handen. Had ik echt in paniek gebeld en deze aap aan de lijn gehad, ik had na twee vragen in pure paniek ingehaakt.

Vooral het verwijt dat ik niet ingreep, kwam hard aan. Komende van een openbare dienst die in volle terreurdreiging schrik heeft van iemand met een potlood (potentieel wapen! versterking gevraagd!). Trekt uw plan. En stel dat ik mijn plan had getrokken, kan je er gif op innemen dat het verkeerd uitdraait. Stel dat er dan politie ter plaatse komt, is de eerste vraag sowieso “Waarom heb je je daar mee gemoeid?!”.

De gedachte ‘de volgende keer denk ik wel twee keer na vooraleer ik 101 bel’ flitst in mijn hoofd. Een beetje meer inbeelding, een minder botte toon, het roepen helemaal laten, efficiëntere vragen, … hadden zo veel meer opgeleverd. Zowel voor hen, voor mij, maar vooral voor dat kind.

Twintig minuten later zag ik een patrouille passeren. Of ze de vrouw en het kind zijn tegen gekomen, weet ik niet.

De gedachte ‘had ik nu iets moeten doen?’, hield me het grootste stuk van de nacht wakker.

Noot: datzelfde weekend deed de politie een oproep aan ouders om de politie niet als boeman af te schilderen, omdat kinderen dan van nature schrik krijgen van de politie. Kijk je eerst even in eigen uniform, wil je?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *