Een soort van blauw (keer ik terug naar jou)

Een soort van blauw (keer ik terug naar jou)

Het is na elven en lekker warm. Krekels vormen een strijkerstapijt onder Miles’ eenzame blazer. Ik weet dat de muggen uit de openstaande regenput me zullen leegzuigen, maar het deert me niet.

Ik lees een boek maar de zomerzwoelte, blue notes en rode wijn doen m’n gedachten verdampen naar tijden terug. Toen ik met mijn goede vriend de nacht bekeek, indommelend op een terras of in een donkerbruine kroeg. We overtuigden onszelf dat we nog studenten waren, maar dat waren we al lang niet meer. Rond het cirkelende vuur van een sigaret maakten we plannen. Plannen die we – achteraf gezien – nooit zelf moeten hebben begrepen. Wat ze ook waren, ze kwamen niet uit. Ze verdwenen van zodra de zon opkwam. Net als wij.

En dan kwam jij: je was de weg kwijt maar toonde me wel de mijne. Wat was het warm dan, intens warm. De zon smolt het schoeisel van m’n voeten, toch kon de grond verdomd koud aanvoelen. Als bomen waren we, groot en sterk. Maar hoe harder de zon ook scheen, des te groter was het contrast met de donkere schaduw onder de kruin. Teleurgesteld in de zon, dat waren we. We zouden ervoor vluchten als muzikaal duo met literaire ambities. Uiteindelijk bleken we elkaars zon te zijn en vluchtten we voor elkaar. Al betrap ik mezelf er al eens op momenten waarbij ik op zoek ga naar verwijzingen in je songteksten.

Het soort-van-blauw verschuift langzaam in het paarsig zwart van de nacht. Ik verander nu zelf in een Opatuur: daar waar de voorbije twee alineaatjes amper een paar zomers geleden leken, is dat in werkelijkheid bijna een decennium. De blik duurt een seconde; de gedachte blijft voor altijd. Tijd is als een sneeuwbal, rollend van een bergtop. Het gaat steeds sneller, wordt steeds groter en draag steeds meer bagage met zich mee. En het is naast schier onhaalbaar vooral compleet zinloos om de bal terug naar boven te proberen rollen. Maar met elk moment van blauw, keer ik – soort van – terug naar jou. En jou. En jou.

Ik slaak een zucht, nip van m’n glas en probeer vooral niet te krabben.