Dat is wat ons nog scheidt van de Europese, federale en regionale verkiezingen. Honderd dagen waarin nog van alles kan veranderen, luidt het hier en daar voorzichtig. Maar waarom zou een evolutie die zich zes (!) jaar geleden al aankondigde, in de laatste 100 dagen gekeerd kunnen worden?
Throwback naar 2018. Rondfietsend in het West-Vlaamse polderland, sprong een wapperende vaan me steeds opnieuw in het oog. Het merendeel van de polderboerderijen was plots voorzien van een mast met daarin fier wapperend een Vlaamse vlag. Niet de officiële vlag, maar de controversiële ‘strijdvlag’ die de partij Vlaams Belang gratis uitdeelt aan eenieder die het wenst. Met uw belastinggeld, uiteraard. Ik herinner me nog dat ik die vaststelling toen deelde in een tweet, net omdat het zo opvallend en – toch wel – beangstigend aanvoelde.
Wachten op de klap
Het stond in de sterren geschreven dat er iets op til was, maar er werd nauwelijks over gesproken. West-Vlaanderen is van oudsher een christendemocratische provincie gesteund op landbouwdorpen en de bijhorende geledingen van de christelijke zuil. Dat net het fundament ervan – diezelfde landbouwers – zich zonder schroom bekeerden tot een andere partij, had een wake-upcall moeten zijn. Om twee redenen: als eerste uiteraard de verschuiving van CD&V richting Vlaams Belang. Maar ook in de betrokkenheid was er een verschuiving. Daar waar de oude verkiezingsborden bijna ‘uit gewoonte’ geplaatst werden, werd er nu moeite gedaan om een mast te installeren en er een voor sommigen opruiende vlag in op te hangen. Dit alles maanden voor de verkiezingen.
Even op de achtergrond
Sinds 2018 is er veel gebeurd. Het rijtje crises zijn we intussen al wat beu gehoord: de COVID-crisis, de oorlog in Oekraïne, de daaropvolgende energiecrisis, een periode van torenhoge inflatie, de heropflakkering van het conflict in Israël, etc. Op een aantal van die crisissen kunnen we intussen gelukkig terugblikken en dat kan even gelukkig al bij al positief. Bovendien leek het tijdens de COVID-crisis terug om essentiële thema’s te gaan zoals gezondheidszorg en werkgelegenheid. Hete hangijzers van de afgelopen weken (die toen ook al speelden, voor alle duidelijkheid) zaten ver op de achtergrond van onze zorgen.
Maar lang konden we ons niet bedwingen. En die ‘ons’ mag je best ruim zien. Er waren politieke partijen die al tijdens de COVID-crisis het publiek polariseerde. Er was een federale overheid die alle goodwill uit de eerste weken wegkieperde met idiote powerpoints, haperende softwaresystemen en de betere sheriffregels waar niemand iets van begreep. Ik moet nog steeds gniffelen bij de instructies omtrent ‘stilstaand bewegen’.
Collectief meeheulen
Je mag geen vergelijking maken met de jaren ’30 van de vorige eeuw. Historisch is dat ook niet correct. Maar het is wel interessant om de methodiek en retoriek van die jaren te bekijken. Dirk Verhofstadt doet dat in z’n boek Dagboek 1933 – Het gevaar van extreemrechts op een uitgekiende manier. Na het lezen van dat boek gaan er best wel wat belletjes rinkelen.
De voorbeelden zijn legio en vallen quasi dagelijks te rapen. Een socialistisch voorzitter voelt zich niet langer thuis in Molenbeek en vindt dat er best wat meer mag ‘gematrakt’ worden op mensen van de Romagemeenschap. Een liberaal voorzitter vindt dan weer dat we best eens mogen zeggen dat vol, echt wel vol is wat migratie betreft. Een christendemocratisch voorzitter draait er z’n hand niet voor om om opruiende fake newboodschappen de wereld in te sturen. Afgelopen vrijdag nog kreeg staatssecretaris Nicole De Moor het niet over haar lippen om de stelling te weerleggen dat een asielzoeker hier ‘alles’ krijgt. In het programma erna kreeg Bart De Wever een volledig forum om de media aan te vallen. Het zou de linkse pers – de prefix ‘leugen’ werd maar nipt vermeden – zijn die een complot uitwerkt om het Vlaamse Belang zo groot mogelijk te maken zodat we eindelijk van die vermaledijde N-VA verlost zouden zijn. Een bijzonder kwalijk pad dat een rechtstreekse parallel legt met het einde van het interbellum.
De federale regering kwam na een moeizaam proces tot stand. Onder afwachtende hoop van die langverwachte vernieuwing aan de ene kant en fel boegeroep (geen Vlaamse meerderheid, weet je wel) aan de andere kant. De #nietmijnregering werd door Vlaams Belang gelanceerd en breed opgepikt, ook door andere partijen. Vriend en vijand zijn het over eens dat die regering ons land goed door de COVID-crisis heeft geloodst, al wordt er gediscussieerd over de kostprijs die dat met zich meebrengt. Maar eens de sanitaire crisis in de publieke opinie als ‘voorbij’ gelabeld werd, stokte het helemaal. Geen enkele hervorming die naam waardig werd nog uitgevoerd. Een onwaarschijnlijk gemiste kans voor de traditionele partijen die misschien wel een medaille in de discipline eigen-ruiten-ingooien oplevert.
Maar evengoed de Vlaamse overheid, met een heel andere samenstelling, is medeplichtig. Al bij aanvang waren de sporen van de verkennende gesprekken met extreemrechts zonder loep te traceren zijn in het regeerakkoord. Het vechtfederalisme en het vooruitschoppen van hete hangijzers deden de rest. De Europese richtlijnen in verband met waterkwaliteit zijn er niet sinds gisteren. Die gaan al enkele legislaturen mee.
Wie is verantwoordelijk?
Zo kwam er pas in het voorlaatste jaar (!) jaar van de legislatuur, schot in de zaak in het stikstofdossier. Al die tijd bleven landbouwers in het ongewisse. Je weet wel, die landbouwers die vijf jaar eerder plots extreemrechts vlaggen op hun hof plantten. Je zou denken dat beleidsvoerders dan sneller tot de actie overgaan, maar niks bleek minder waar. Er werd gewezen in de richting van natuurverenigingen. Er werd gescholen achter beslissingen die een minister bevoegd voor landbouw en leefmilieu zo’n 25 jaar geleden nam. Dat er die 25 jaar tussenin niks gebeurd, blijkt een detail.
Ook in de discussie over de kernuitstap zag je dezelfde elementen terugkeren. Een beslissing uit 2003 (!) waar jarenlang niks mee gebeurde moest op 1-2-3 geregeld worden na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne. Als verantwoordelijke werd de bevoegd minister uit 2003 aangeduid. Niet alle bewindsvoerders die in die tussenperiode van 20 jaar aan zet waren.
Ook op lokaal niveau smelt er boter op het hoofd. Zowel wat inhoudelijk werk als de stijl van raadsleden betreft, zijn vaak van een bedroevend niveau. Uitspraken – al dan niet voor de schermen – zijn vaak niet voor publicatie geschikt, gemeenteraden worden op een halfuur afgehaspeld zonder vragen en hand-en-spandiensten tieren nog welig. Vaak allemaal vanuit een oude traditie waarin men zich van geen kwaad bewust is. Op sommige plaatsen zijn de alarmbellen nog niet eens afgegaan.
Politiek politicienne, quoi. En de mensen zijn dat beu. Maar net omdat ‘de politiek’ alle vertrouwen kwijt is, wordt er aan inhoudelijke boodschappen niet veel geloof meer gehecht.