I. HOOFD LEEGMAKEN

Aanzetten: dat is het moeilijkste. Daags voordien leg ik – vol goede moed – alles netjes klaar. ’s Morgens is het echter maar al te vaak een strijd met het treuzelende onderbewuste, twijfelachtige weersomstandigheden of weerbarstige mechaniek. Dan zwijg ik nog over die verdomde lichtjes die ik alweer niet vind. Het lijkt een zoektocht zonder einde naar argumenten om toch maar niet te vertrekken.

Hupla, uiteindelijk toch de moed gevonden richting vaart te bollen. Oortjes in, podcast op en terten. Ik zit al gauw 1u15 op de fiets en dan is een vertellende metgezel zeer welkom. Mijn traject is zowat vrij van prikkels en mobiliteitsstress: het jaagpad laat me alleen met de stem in de oren.

En ook een beetje met de stemmetjes in mijn hoofd. Want tussen de kinderen-aan-de-ontbijttafelchaos en de werkvloerimpulsen begeef ik me even in een zalig niemandsland. Het licht monotoon parcours, de zachtjes duwende rugwind (ik haat tegenwind) en de verteller voeren je al gauw naar een trance. Het is eigenlijk een vorm van mediteren. Hoe meer kilometers ik maal, hoe minder het in mijn hoofd maalt. En wat er blijft malen, raakt gestructureerd. Ik weet bij momenten zowaar wat ik wil.

Het klinkt allemaal heel erg cliché maar eens aangekomen en gedoucht, ben ik echt dubbel zo fris als wanneer ik gewoon vanuit de wagen zijn uitgevouwen. Ik voel me wakker, alert, heb er goesting in en heb mijn dagplanning al in het hoofd. Heerlijk!

De eerlijkheid gebiedt me wel toe te geven dat dit effect er op de terugrit heel wat minder. De eventuele werkstress raakt er nog wel uit gewapperd maar als ik de oprit in zicht heb, is het vooral de vermoeidheid die ik voel. Dat en honger, ongelofelijk veel honger.

Hoe meer kilometers ik maal, hoe minder het in mijn hoofd maalt.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *