Klootzakske

“Prachtig geparkeerd,” werp ik een fitte vijftiger toe. Ze kijkt op en antwoord met “Ik dacht het.”

Even daarvoor was ik de parking van een supermarkt opgereden en zag ik voor mij een Xwhatevermodel van BMW twee parkeerplaatsen innemen. Aan de rechterzijde zag ik een mevrouw uit de wagen, die de proportie van een caravan overschrijdt, uitstappen. Ik twijfel: zou ik er wat van zeggen of toch maar niet? Je weet immers dat het zinloos is.

Ik deed het dus wel. Ze loopt achter me aan en lijkt een gesprek te willen aanknopen.

“Heb je daar een probleem mee misschien,” vraagt ze me opgewekt.. Ik ben even in de war over welke richting ze het gesprek wil uitsturen.
“Goh, een probleem niet meteen,” antwoord ik.
“Voilà,” onderbreekt ze me: “iedereen mag doen wat hij wil. Het probleem in dit land is net dat iedereen altijd maar negatief moet doen en kritiek wil geven.” Dat is een kaart die ik ken en al tot vervelens toe heb gehoord. Dat is de wereld op zijn kop: alsof je iemand een klap op de neus geeft en dan zelf boos wordt omdat die persoon begint te huilen.

“Uiteraard mag iedereen doen wat hij wil, maar je moet er dan ook de consequenties van kunnen dragen. Je zou je ook reglementair kunnen parkeren, dan krijg je ook geen kritiek. Mag ik overigens fijntjes opmerken dat ik geen kritiek gaf, maar net een compliment: prachtig geparkeerd.” Dat antwoord verlegt het gesprek naar een emotioneel niveau. Dat is allicht ook mijn stoute schuld.

Het leuke aan dat emotionele niveau, is dat er ter plekke argumenten verzonnen worden.
“We konden daar niet beter parkeren,” antwoordt ze droogjes.
“Mevrouw, die vakken zijn groot genoeg en je staat echt midden op twee vakken. Als dat parkeerwerk niet meer lukt, zou ik mij vooral nog een grotere auto kopen.” Ik versnel ondertussen m’n pas, want ik voel dat het stilaan genoeg is.

Maar niet voor haar.
“Mijn man is wel gehandicapt.” Ze zei het echt. Ik kan daar niet meteen op antwoorden, omdat ik uiteraard niet weet of ze de waarheid spreekt. Ik wijs haar op het feit dat er vooraan de winkel drie plekken voorzien zijn voor mensen met een beperking.
“Daar was geen plaats.” Haar antwoorden komen stilaan sneller dan een tafeltennisspelletje.
“Laat ons dan hopen dat er daar geen drie validen geparkeerd staan die net als u vinden dat iedereen maar moet doen wat hij wil,” antwoord ik haar. Punt gemaakt, doei.

Ik hoor haar nog van alles achter me roepen maar ik loop ervan weg omdat ik de volgende trede neerwaarts langs de argumentatietrap niet meer kan aanhoren zonder me op te winden.

Bij het buiten gaan, werp ik een blik op de andersvalidenplaatsen: alle drie vrij. Ik passeer haar man in de tot BMW omgebouwde caravan en kijk hem in de ogen. Hij zit in een zeilmagazine te bladeren. Ik check de voorruit: geen enkel spoor van een parkeerkaart voor mensen met een handicap.

In tegenstelling tot wat mevrouw en haar soortgenoten beweerde: in dit land mag je doen wat je wil. Wil je het klootzakske uithangen? Dat kan. Alleen moet je er tegen kunnen dat mensen je dan een klootzakske zullen vinden en je misschien zullen aanspreken. Ga dan niet in discussie. Wat je al zeker niet moet doen, is onterecht de ‘handicapkaart’ spelen. Dat is uiterst verwerpelijk en maakt jouw nog een groter klootzakske.