Naar Aalter
Een uur voor het traject Maldegem-Aalter: dat zou wel volstaan. Dat was echter buiten de werken, de stoplichten en de niet-functionerende lichten aan de oversteekplaats gerekend. Als ik in het station aankom, zie ik de trein die op mijn planning staat vertrekken. Nog niet vertrokken en het schema ligt al in de knoei.
Die eerste 12 km geven me niet bepaald een zeker gevoel. Ik ben zwaar beladen en dat merk je. Vooral de loggere zwenk van het stuur is wennen. Ik merk wel dat diezelfde stuurzak een uitsteeksel heet waardoor ik de voorrem maar half kan aanhalen. Geen stress: er is nog tijd genoeg vooraleer ik m’n eerste afdaling onder de wielen geworpen krijg.
In het extra uur wachten ga ik een eerste van wellicht vele rijsttaartjes halen, fiks ik m’n stuurzak en bedenk wat ik toch beter thuis had gelaten. Misschien de slaapzak? Of mijn matje? Het is nu alleszins te laat om iets overboord te gooien en over gewicht moet ik trouwens niet jammeren: ik had het voornemen een flink aantal kilo’s af te vallen voor deze trip (quod non). Moet ik nu ook niet liggen mekkeren over twee kilogram te veel.
Naar Arlon
Een aantal berichten en een eigen slechte ervaring met een conducteur die al die fietsen grondig beu ws, hebben de vrees doen ontstaan dat ik hierop zou vastlopen. Mijn traject voldoet aan alle voorwaarden, maar als een nukkige treinbegeleider ‘neen’ zegt, blijft het dat allicht ook. Mijn vrees was echter helemaal onterecht: in Aalter wenkt de conducteur me meteen om me een mooie plek aan te wijzen. Hij vraagt waar ik heen moet en geeft aan z’n collega dor om me in Brussel-Zuid te helpen. Ook daar heb ik geluk: op de plek waar ik sta te wachten, stopte pardoes de fietswagon.
De treinrit zel is lang (4 uur) en heeft nogal wat mensen aan boord die niet zeker weten of ze wel op de juiste trein zitten: “Ce train arrête-il à Arlon?” Ja, ik hoop het want daar moet ik ook heen. een andere dame, die het allemaal ‘pas facile’ vindt, vraagt aan wel drie personen (waaronder ik) of deze trein in Namur stopt. Zelfs wanneer ze uitstapt en op het perron onder het bord NAMUR staat, vraagt ze of ze in Namur is. Bijna op het einde van mijn traject vraagt een blinde man of iemand hem kan helpen met de deur te openen. Hij is helemaal in paniek want hij moet in Libramont zijn en iemand had hem wijsgemaakt dat we intussen een halte verder gepasseerd waren. Hij staat al honderd-in-d’uur te foeteren en door de combinatie mondmasker-plaatselijk dialect versta ik er geen jota van.
Eens in Arlon mer ik dat de spanbanden van mijn stuurtas losser zitten: ik noteer dat ik die best bij elke stop aanhaal. Ik heb geen toeristische stops voorzien: het draait om het fietsen en met m’n logge fiets en klikpedalen is kuieren niet echt aangeraden. Ik besluit om twee mueslirepen te eten en meteen te vertrekken. De voorziene twee langere stops van een halfuur zou ik vervangen door om de drie kwartier een drink en reepstop te maken. Op zich heb ik tijd genoeg, maar ik moet nog afwachten hoe vlot de route te vinden is en hoe het traject me bevalt. Ik ben namelijk alles behalve een klimmer.
Ik heb nog iets anders tijdens mijn treinrit moeten aanpassen. Mijn grootste vrees was immers zadelzeer en omdat ik het nog niet eerder opzocht, heb ik vooraf wat research gedaan over het al dan niet dragen van ondergoed. Het antwoord was duidelijk: niet doen! Tot nu toe deed ik het wel en had ik er op mijn tochtjes van zo’n 100 km nooit echt last van gehad. Maar vijf dagen op het zadel: dat zou niet goedkomen. Ik had er wel een aangedaan voor op de trein, om me comfortabel te voelen. Heb ik daar even spijt van! Op de trein ontdeed ik me al van deze extra laag. Amper een ’tert’ gegeven en al geïrriteerde plooien!
Naar Bastogne
Ik heb m’n routes met Komoot uitgestippeld. Ik gebruikte deze app al verscheidene keren en was steeds verrast over de de paden die de app me voorschotelde. Is dat nu wel even anders. Komoot kiest voor de toeristische route langs de Voie de la Liberté. Al van in Arlon is dit een stevig uit de kluiten gewassen gewestweg met kapsones. Twee baanvakken, op- en afritten met maximumsnelheid 90 km/u. En geen fietspad, of wat had je gedacht. Zelfs een pechstrook ontbreekt bij momenten. Ik twijfel of ik reglementair ben, mar bij pogingen om een secundaire weg te nemen, leidt deze telkens tot een dorp en dan terug naar de Belgische Route 66.
In Martelange stuurt Komoot me door het centrum: eindelijk verlost van die N4! Op een gegeven moment zie ik links een bordje voor de Ravelroute naar Bastogne, maar Komoot stuurt me rechts. Ik besluit om het plan te blijven volgen. Spoiler: slechte keuze. De weg daar gaat pal naar boven en is zo’n 2 km lang met toch behoorlijke stijgingspercentages. Als je weet dat ik bij de minste meters à 5% plafonneer, ken je het eindresultaat: ik sta te voet. En het zal heus niet de laatste keer zijn. O ja, beklimmingen worden doorgaans beloond met een weergaloos uitzicht of een magistrale afdaling. Niks ervan: een korte afzink terug naar die vermaledijde N4.
Ik kom nu zelfs op stukken waar de auto’s en vrachtwagens 120 naast me zoeven, terwijl ik op het stukje resttarmac van 40 cm probeer te balanceren. Dit is gekkenwerk. Ik stop en bekijk mijn opties, maar Bastogne is niet ver meer. Beladen met een paar extra kilo angst, ga ik verder. In Bastogne stop ik voor water en chocomelk: research had me geleerd dat dit een goede recupdrank zou zijn.
En nog even over die onderbroek: zonder is veel fijner!
Naar Gives
Mijn eerste bivakplaats ligt zo’n 10 km buiten Bastogne. Ik laat de N4 – definitief gok ik – achter me. Het rijdt nu pakken plezanter. De stress en de venijnige klim in Martelange hadden veel van me gevraagd, maar deze banen liggen me beter. Een doenbare klim en met de snelheid die je van de afdaling krijgt, bol je als vanzelf de volgende helling op. Vrij vlot en min of meer op schema bereik ik de bivak. De regenbuien heb ik zien passeren maar zijn zonder me te viseren naar Arlon getrokken.
Wat een mooie bivakplaats! En yes! Ik ben alleen! Al is dat ook een beetje: oei, ik ben alleen.
Naast de plek ligt een boerderijtje zoals je er in de streek zo velen ziet. Een man (ik schat hem een jaar of 50) is druk in de weer. Er staat constant wel iets met motor te draaien. De boerderij is zo’n verzameling van half en minder half vervallen koterijen en het huis zelf lijkt ook een renovatie te kunnen gebruiken.
De hof staat vl met schijnbaar versleten machinerie: een graafmachine, een mestkar, een roestige tractor en een iets recenter exemplaar. Er lopen ook een resem schapen rond. Het doet me, met al die koterijen en machinerie, deken aan de hof van mijn grootouders in de jaren 90. Alleen zijn we nu wel 30 jaar verder …
Op de bivak is ook een vuurpit en berkenhout voorzien, dus het is verleidelijk om met vuur te gaan spelen. alleen is dit enkel voor mij en voor die korte tijd echt wel onnozel.
Wat heb ik vandaag geleerd? Dat ik te zwaar beladen ben. Dat ik in het vervolg mijn matje misschien moet thuislaten. Idem voor de gaskit. M’n beenstukken (heb ik mee voor de avonden): overbodig. Fleecetrui? Overbodig. Koplamp? Overbodig.
Ik ben wel blij dat mijn potje chamoiscrème mee heb.